Diaconaal doen tijdens de covid-19 epidemie

In de zomer van 2020 is de verspreiding van het covid-19 virus door de strenge sluiting van de samenleving teruggebracht. Daarom kwamen er verlichtende maatregelen.

De samenleving leek terug te gaan naar normaal. Door de vakanties en het vrijere sociale omgang stegen de besmettingen weer. In de maand oktober wordt gesproken over de tweede golf. Wat betekent dit alles voor caritas en diaconie?

Groepen in nood

We zien dat bij de coronacrisis verschillende groepen mensen om uiteenlopende redenen in nood raken. Eerstens de mensen die ziek worden, in het ziekenhuis geraken, eventueel op de IC, etc.. Als tweede de mensen uit hun directe omgeving, die besmet raken, uit voorzorg in thuisisolatie moeten, zich zorgen maken om hun geliefden in het ziekenhuis. Ten derde de mensen die extra kwetsbaar zijn vanwege hun leeftijd, een chronische ziekte, die angstig zijn, hun sociale contacten buitenshuis verregaand verminderen en gevaar lopen te vereenzamen. Als vierde mensen die verstoken blijven van hulp of die in mindere mate ontvangen vanwege de coronamaatregelen. Denk aan dak- en thuislozen, klanten voedselbank, bezoekers van inloopcentra e.d.. Ten vijfde mensen die vanwege de coronamaatregelen in financiële moeilijkheden raken en geen of te weinig gebruik kunnen maken van de voorzieningen. Een aantal noodfondsen ziet nog twee nieuwe groepen: de mensen die net buiten de criteria van de voedselbank vallen, en mensen zonder papieren die hun hele inkomen zien wegvallen.

Zien, bewust worden, geraakt worden

Elke manier van diaconaal doen ontstaat bij het zien van de nood bij een medemens, je daarvan bewust worden, je erdoor laten raken of erdoor geraakt worden. Mensen in nood zien is een kunst: namelijk met ogen van liefde de wereld in kijken. De vijf onderscheiden groepen hebben verschillende noden en behoeften. Je hebt ook verschillende bekwaamheden nodig om die noden te signaleren en om er in coronatijd een adequaat antwoord op te ontwikkelen. De afgelopen maanden hebben geleerd, dat die antwoorden heel verschillend kunnen zijn: van concreet iets doen tot een keten van activiteiten.

Er wordt hier een diaconaal dilemma zichtbaar. Enerzijds verwachten we meer van caritas en diaconie omdat we de maatschappelijke noden zien stijgen. Anderzijds zien we de capaciteit juist afnemen (oudere vrijwilligers die minder actief worden of geheel stoppen) en worden nieuwe noden niet gesignaleerd, omdat er geen contacten meer zijn met deze groepen.

Veel diaconaal doen is gebaseerd op sociaal contact, bij elkaar komen, iets doen voor elkaar. Dat wordt lastiger met de richtlijnen van op afstand blijven, mondkapjes dragen, thuis blijven als je klachten hebt. Caritas en diaconie op anderhalve meter moeten opnieuw uitgevonden worden.

Helpen waar geen ander helpt

Caritas en diaconie hebben diaconale economie ontwikkeld in het metterdaad doen van de Werken van Barmhartigheid. Dorstigen te drinken geven, hongerigen voeden, naakten kleden, vreemdelingen gastvrij opvangen, gevangenen bezoeken, zieken bezoeken, doden begraven. Opvallend is daarbij het toegenomen eetprobleem. Er zijn steeds meer mensen in Nederland, die onvoldoende middelen hebben om voor een eigen maaltijd te zorgen, zo lijkt het. De voedselbanken bestonden in 2000 nog niet en in 2019 stond het aantal vaste klanten van de voedselbanken op 151.000. Dat is drie keer een volle Kuip van Rotterdam. Diaconie en caritas hebben lokaal allerlei initiatieven ontwikkeld om mensen een, twee of drie keer per week een warme maaltijd te geven, dat zijn in totaal honderdduizenden mensen inmiddels. De corona epidemie heeft dit concrete helpen bij de noden van een medemens flink belemmerd. Samen eten in een publieke ruimte was er eerst niet meer bij, toen mondjesmaat, en nu weer niet. Hier is veel nood bijgekomen in de afgelopen tijd. Maaltijden klaar maken op anderhalve meter afstand is met enig organiseren te doen. En veel diaconale vrijwilligers hebben inmiddels geleerd om op vaste tijden op vaste plekken warme maaltijden uit te delen. Bijvoorbeeld aan de deur soep met brood.

Helpen met gebruik van andere voorzieningen

Veel diaconale hulp stapt in een nood van mensen om die tijdelijk op te lossen. Want het probleem wordt mede veroorzaakt doordat anderen tekort schieten: in hun beleid, in hun voorzieningen, in hun werk. Of doordat mensen buiten de regels vallen, het systeem niet meer kunnen doorzien, de weg naar de beschikbare hulp niet meer kunnen vinden.

Diaconale vrijwilligers vangen mensen op, helpen waar nodig, wijzen de weg naar andere voorzieningen, gaan mee naar het (digitale) loket, vullen formulieren in. En zij laten op grond van hun doen en ervaringen aan anderen weten wat er gebeurt, wat er niet goed gaat. Dit signaleren en lobbyen voor beter beleid of betere voorzieningen of meer geld bij vaak de overheid maar ook bij maatschappelijke organisaties blijkt dringend nodig te zijn.

De corona epidemie heeft ook dit diaconale schema door elkaar gegooid. Want wie schiet te kort in hun taak en verantwoordelijkheid, of is niet te vinden? Het is een besmettelijke ziekte, en als het virus rondwaart, zijn we zelf ook aanwijsbaar. Hoe letten we op? Houden we voldoende afstand? Blijven we bij klachten voldoende thuis? Of gooien we de kont tegen de krib en gaan we protesteren dat er toch niets aan de hand is? Er heerst volkomen verwarring over de traditionele kaders en manieren van doen. Ook bij caritas en diaconie.

Helpen met perspectief naar een structurele oplossing

Diaconale vrijwilligers zien de noden van mensen, helpen voor wat ze waard zijn, en tegelijk lijkt het vaak dweilen met de kraan open. Kun je zoeken naar duurzame oplossingen die het probleem bij de oorzaak aanpakken? Vaak wordt dat zoeken gedaan met plaatselijke overheid, bedrijven of maatschappelijke organisaties. Soms lukt het om duurzame oplossingen te vinden. Maatjesprojecten zijn een voorbeeld van die derde weg.

Dat perspectief is bij een besmettelijke ziekte moeilijk te bieden. Diaconaal doen dient voorzichtig te zijn. En met diaconie en caritas los je geen besmettelijke ziekte op. Die oplossing dient te komen van een goed werkend medicijn of van een goed werkend vaccin. Zolang daaraan gewerkt wordt, roeien diaconie en caritas met het bootje en de riemen die er zijn. Elke hulp verleend aan iemand in nood door het coronavirus, is een belangrijke daad onder elkaar. De ander wordt gezien, telt mee, is mens en verwijst zo naar een betere toekomst. Daar is het met diaconie en caritas om te doen.

Hub Crijns en Jan Maasen zijn leden van het Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad