Het perspectief van de voedselbankenAuteur: Raf Janssen Auteursrecht: Raf Janssen Gepubliceerd in: website Edmund Husserl-stichting
Meer dan 15.000 huishoudens maken wekelijks gebruik van voedselbanken. Menig politicus of bestuurder wenst dat ergerlijke feit niet onder ogen te zien. Dat is onverstandig. In plaats van het verschijnsel te ontkennen, is het zinvoller te vragen naar het maatschappelijk perspectief van voedselbanken.
De horzelfunctie van voedselbanken Bij bestuurders overheerst aanvankelijk de strategie om voedselbanken te beschouwen als een overbodig initiatief: goedbedoeld, sympathiek, maar overbodig. De redenering is dat in Nederland een ruimhartig sociaal vangnet is opgebouwd en dat niemand armoede en honger hoeft te lijden. Steeds meer bestuurders komen tot het inzicht dat ze met deze overbodigheidstrategie achter de feiten aan lopen. Ze kunnen niet ontkennen dat mensen uit hun gemeente in een situatie van armoede verkeren en een beroep doen op voedselbanken. Ze onderkennen dat veel klanten van de voedselbanken uit de reguliere hulpverlening zijn gevallen, stukgelopen op pogingen om (terug) een plek te krijgen op de arbeidsmarkt. Voedselbanken zijn in de ogen van deze bestuurders vindplaatsen van mensen die terug geleid moeten worden naar een meer structurele oplossing van hun problemen. Naar hun idee kunnen gemeenten die structurele oplossing bieden. Ze willen voedselbanken wel tijdelijk steunen, als die hun klanten doorverwijzen. Deze vindplaatsstrategie is een beter antwoord op de realiteit van voedselbanken dan de overbodigheidstrategie. Ze ontkent echter de horzelfunctie die voedselbanken hebben. Voedselbanken houden de samenleving een spiegel voor wat betreft het produceren van voedsel en de verspilling die daarmee gepaard gaat. Het bestaan en de werkwijzen van voedselbanken geven aan dat de gebruikelijke hulpverlening aan mensen in nood anders kan en deels ook anders moet. Het feit dat veel gebruikers van de voedselbanken vanwege problematische schulden moeten aankloppen bij de voedselbank, roept vragen op over de omvang en noodzaak van het consumeren in onze samenleving. Verder zet het bestaan van voedselbanken aan tot het nadenken over solidariteit.
Hulpverlening In een landelijke bijeenkomst over de betekenis van voedselbanken gaf een vrijwilliger van een voedselbank een hard oordeel over de klanten van zijn voedselbank: ze hebben het zelf verknald, het is hun eigen schuld dat ze schulden hebben, ze kunnen niet met geld omgaan, ze besodemieteren de boel als ze de kans krijgen. Hoewel hij het met een zekere ´liefdevolle mildheid´ zei - het waren ´zijn´ klanten voor wie het zich dagelijks inzette - riep zijn typering wrevel op bij andere deelnemers aan de bijeenkomst. Deze gingen zich vooral afzetten tegen het idee van ´eigen schuld´ en verzuimden in te gaan op de vraag of de ogenschijnlijk harde typering niet een grote kern van waarheid bevat. Veel hulpverleners en beleidsmensen horen dat niet graag, omdat ze verandering willen brengen in de situatie van mensen, omdat ze problemen willen benoemen, aanpakken en oplossen. Als het probleem benoemd wordt als ´niet kunnen omgaan met geld´ is een cursus budgetteren de oplossing. Daar kunnen de hulpaanbieder en de hulpvrager concreet mee aan de slag. Als het probleem benoemd wordt als ´niet-gebruik van minimavoorzieningen´ is ook duidelijk welke doelen gesteld moeten worden en welke acties moeten worden ondernomen. De kwestie is echter dat de situatie van veel klanten van de voedselbanken niet verkleind kan worden tot deze benoembare en behandelbare problemen. Iedereen die de klanten van de voedselbanken kent, geeft aan dat het mensen betreft met meervoudige problemen, in ingewikkelde situaties. De conclusie dat deze mensen op een andere manier geholpen moeten worden, ligt voor de hand. Een sociale dienst die de voedselbank louter ziet als een vindplaats om in contact te komen met mensen die ze anders niet bereikt, zal in haar dienstverlening aan deze personen falen als ze zich niet bezint op haar eigen manier van doen en zich niet verdiept in de werkwijze die de voedselbanken hebben ontwikkeld om het vertrouwen van hun klanten te winnen. Desgevraagd geven gebruikers van voedselbanken aan dat ze bij de sociale dienst worden behandeld als een nummer, dat ze worden bedolven onder formulieren en bestookt met batterijen vragen die ze vaak al vele malen hebben beantwoord. Bij de voedselbank is meer tijd en krijgen mensen rust en aandacht. Vaak is er ruimte om een praatje te maken met lotgenoten als daaraan behoefte is. Mensen voelen zich minder bevoogd door de voedselbank. De benadering van de voedselbank is er een van presentie: aanwezigheid en tijd hebben staan voorop. Bij de sociale dienst staat doorgaans interventie voorop en medewerkers worden hier steeds sterker afgerekend op het tijdig leveren van prestaties, waarin menig gebruiker van de voedselbank zich niet of onvoldoende herkent.
Schuldenproblematiek In gesprekken met gebruikers van voedselbanken kwamen enkele opmerkelijke uitspraken naar voren over het consumeren. Iemand gaf aan heel gelukkig te zijn met het weinige geld waarmee ze moest rondkomen. "Ik vind het eigenlijk wel fijn dat ik niet meer alles kan en hoeft te kopen." Een ander gaf aan niet langer mee te doen aan het levenspatroon dat bij de meeste mensen gebruikelijk is. "Ik koop nooit iets. Ik krijg dingen die anderen afdanken. Ik ga niet naar de stad, op een terrasje zitten, naar een pretpark, café, koop geen dure ijsjes, loop op te grote schoenen. Maar daarom voel ik me helemaal niet arm." Weer iemand anders gaf aan blij te zijn dat haar budget beheerd wordt en dat ze op die manier beschermd wordt tegen het consumeren. Veel mensen die gebruik maken van de voedselbank hebben te maken met een zogeheten beschermingsbewind. Tijdens zo'n bewind krijgt de consument een afgeperkte hoeveelheid geld om zijn huishouden te runnen. Bij schuldhulpverlening wordt een dergelijke regeling meestal dwingend opgelegd. Drie jaar lang. Het is als het ware een periode waarin mensen buitengesloten worden van het normale consumeren. Als straf, als boetedoening of als heropvoeding. De mensen die vanwege schuldsanering buiten de orde van de samenleving der consumenten zijn gezet, moeten een eigenschap leren die funest is voor het functioneren en het voortbestaan van de consumentensamenleving: zuinig leven met hetgeen je hebt in plaats van constant nieuwe spullen kopen waarvan gesuggereerd wordt dat ze je gelukkig maken, maar die nog voordat je ze goed en wel uitgepakt hebt alweer vervangen moeten worden door nog fraaiere en betere exemplaren die je pas echt het geluk kunnen brengen, wat bedrieglijkerwijs reeds de belofte was van de ‘oude' spullen.
Solidariteit De kritiek van de anti-armoedebeweging dat de uitkering te laag is gemaakt om fatsoenlijk van te kunnen leven, werd aanvankelijk genegeerd door het rijk en naderhand officieel tegengesproken met de mededeling dat het sociaal minimum wél toereikend is als de gemeentelijke minimaregelingen er bij opgeteld worden. Kan over een paar jaar op soortgelijke wijze worden gezegd dat het sociaal minimum toereikend is als niet alleen de gemeentelijke minimaregelingen erbij worden opgeteld, maar ook het voedsel dat mensen (kunnen) krijgen bij de voedselbanken? Veel mensen zijn bang dat dit inderdaad het toekomstperspectief is en mede daarom zijn ze fel gekant tegen voedselbanken. Ondanks dit gevaar of beter gezegd om dit gevaar te keren is het nodig ook oog te hebben voor kansen die de voedselbank biedt. Een van de kansen is dat armoedebestrijding weer iets wordt van de gemeenschap en dus niet als maatschappelijke taak weggeschoven wordt naar een anonieme overheid. De overheid kan mogelijk garanderen dat mensen een fatsoenlijk bestaansminimum hebben. Desnoods met gemeentelijk kunst- en vliegwerk als het rijk zijn verantwoordelijkheid op een steeds lager pitje zet. Armoedebestrijding is echter meer dan het verstrekken van een voedselpakket en ook meer dan het garanderen van een leefbaar inkomen. Armoedebestrijding houdt ook in dat mensen meetellen in de samenleving en mogelijkheden hebben om mee te doen. Die doelstelling kan de overheid niet in haar eentje waarmaken. Daar is eerst en vooral de samenleving zelf voor nodig. De voedselbank is een initiatief vanuit de samenleving, waarbij honderden vrijwilligers betrokken zijn. In hoeverre zijn dergelijke initiatieven de voorboden van een nieuwe vorm van solidariteit die ontstaat in een samenleving voorbij de verzorgingsstaat? De afwijzende reacties op de voedselbanken grijpen terug op de verworvenheden van de verzorgingsstaat, die de vrije werking van de markt aan banden wist te leggen en een robuuste bestaanszekerheid garandeerde aan alle burgers. Dat type samenleving kende haar hoogtepunt in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Sindsdien zijn de bezuinigingen ingezet en is stap voor stap geknaagd aan de bereidheid en de bevoegdheden van de staat om corrigerend op te treden ten aanzien van steeds autonomer wordende economische processen, waarin niet langer de productie van welvaart, maar de consumptie van welvaartsgoederen centraal staat. Daarmee verschuift ook de bereidheid tot en de ideeën over solidariteit. De robuuste, maar anonieme en koude solidariteit van de verzorgingsstaat wordt aangevuld met een minder stevige, maar wel meer persoonlijke en warmere solidariteit. Daar zitten veel risico´s en tekortkomingen in, maar het is onterecht de voedselbanken af te doen met een verwijzing naar de caritas van weleer. Het leggen van een relatie met het maatschappelijke streven naar barmhartigheid en gerechtigheid doen meer recht aan voedselbanken.
Barmhartigheid en gerechtigheid Barmhartigheid en gerechtigheid staan dicht bij elkaar. Barmhartigheid is het opkomen voor mensen die in nood zijn en lijden aan onrecht. Dat opkomen kan gedaan worden door elk mens, in elke situatie. Barmhartigheid betonen is overigens niet mateloos en kent een grens, namelijk in de mate dat iemand een ander kan helpen zonder er zelf aan onder door te gaan. De maat van barmhartigheid wordt groter als twee mensen hun inspanningen bundelen of als een groepje mensen dat doet. Barmhartigheid kan ook een correctie zijn op gerechtigheid, zoals neergelegd in wetgeving of instituties. Een mens kan in nood komen door een wet of een instantie, en barmhartigheid werkt daarin corrigerend. In het beleid is er voor de hoogste gezagdrager ruimte om met barmhartigheid de handhaving van de wet te corrigeren: discretionaire bevoegdheid. Zie als voorbeeld de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die in een individuele situatie kan afwijken van de algemene lijn. Gerechtigheid is werken aan veranderingen binnen de structuur van een samenleving of gemeenschap op zodanige wijze, dat het onrecht binnen die structuur niet meer mogelijk is en mensen weer tot hun recht komen. Het is barmhartigheid naar een maat vertaald waar allen aan meedoen. Met andere woorden: zorgen voor een goede ordening van de samenleving. Als deze ordening gaat haperen en er gaten vallen in de structuren van de gerechtigheid, zijn er mogelijk vanuit de samenleving werken van barmhartigheid nodig om nieuwe structuren van gerechtigheid op het spoor te komen. - Is de voedselbank een werk van barmhartigheid, en is het een aanzet tot nieuwe structuren van gerechtigheid? - Is de voedselbank een teken dat de samenleving op zoek is naar een economie van de barmhartigheid, een economie van de edelmoedigheid, een economie van de gift? - Wordt de losgeslagen geldeconomie door acties vanuit de samenleving vervangen, gecorrigeerd en getemperd door een ‘transkapitalistische economie'? - Groeit er vanuit de samenleving een economie die niet stoelt op het ‘hebben', maar die drijft op waardering en zelfachting die mensen willen ontlenen aan wat ze doen? - Is er een economie in de maak waarin rijken zich onttrekken aan de verveling van doelloze opeenhoping van rijkdom? En waarin ze zich maatschappelijk verdienstelijk willen maken door het delen van hun welvaart zonder daarvoor iets terug te verlangen? -Ontstaat er een samenleving waarin arme mensen zich (noodgedwongen) onttrekken aan de economie van de permanente consumptie? Zouden de vermaledijde voedselbanken met alle tegenstrijdigheden die ze in zich hebben, toch een teken zijn dat de samenleving als aanvulling op de formele solidariteit op zoek is naar vormen van solidariteit die hun oorsprong vinden in de economie van de gift? Zijn de voedselbanken die hun oorsprong vinden in de overproductie van de markteconomie, tegelijk een teken dat mensen afstand nemen van het idee dat de markt het enige ordeningsprincipe is van onze samenleving?
Dr. Raf Janssen (1945) studeerde sociologie en promoveerde op een studie over de verarming van mens en milieu. Hij was directeur van de Stichting Sjakuus en mede-oprichter van de Sociale Alliantie, waarvan hij secretaris is. Tevens is hij wethouder in de gemeente Helden. Hij publiceert over armoede als sociaal probleem.
Meld hier eventuele onvolkomenheden
|