|
Stichting Echo: Geloven met hart en hand een geschiedenis van de Zusters van de H. Juliana Falconieri Auteur: Jurjen Vis Uitgever: Verloren Hilversum Gepubliceerd in: 2017 Auteursrecht: Erik Sengers Gepubliceerd in: Diakonie & Parochie Pub. nummer: 2017-4
Geloven met hand en hart Erik Sengers is theoloog en godsdienstsocioloog
‘Juliaantjes’ worden ze liefkozend genoemd. Voluit heten ze de zusters van de H. Juliana van Falconieri. Het is een van de kleinere, minder bekende zustercongregaties in Nederland. De ontwikkelde caritatieve activiteit is indrukwekkend. Dat verdiende, 100 jaar na de oprichting, een mooi jubileumboek.
Dit jubileumboek is er gekomen dankzij het werk van Jeanny Smeets, die het boek helaas niet kon afronden, en de Stichting ECHO (José Eijt en Annelies van Heijst). Het boek laat zich lezen als een geschiedschrijving over de caritatieve inzet vanuit de katholieke kerk, een verhaal over de ontwikkeling van het religieuze leven, en ook als een inkijk in de ontwikkeling van zorg en welzijn in de Nederlandse samenleving.
Vereniging van vrouwen voor vrouwen De Juliaantjes zijn in 1915 gesticht als een vereniging van vrouwen die zich wilden inzetten voor thuis- en gezinshulp aan net bevallen en zieke vrouwen, met name in gezinnen die het niet konden betalen. Het idee kwam van de Haagse Jezuïet Jorna en de plaatselijke RK Vrouwenbond. Als patroon werd genomen de H. Juliana Falconieri, die in de veertiende eeuw zieken verpleegde. Omdat er gewerkt werd onder de armsten van de armen - de toestand van hygiëne en woningen waren in Nederland catastrofaal in die tijd, zeker onder de armen - moest er voortdurend gebedeld worden. Jorna zette zijn netwerken in en er was een netwerk van zelatrices. Interessant is dat de vereniging niet voor belastingvrijstelling in aanmerking kwam, omdat de hulp niet op eigen perceel plaats vond (!). In 1917 werd de vereniging een congregatie. Daardoor werd de band met de Vrouwenbond doorgeknipt, en werd het religieuze aspect, gebed en liturgie, zelfheiliging, belangrijker. Het maakte de vereniging aantrekkelijker voor nieuwe leden en geldschieters.
Opgeleide zusters Na de Eerste Wereldoorlog komt de congregatie in rustiger vaarwater en kan zich ontwikkelen. De opleiding van de zusters tot kraamvrouw, huishoudelijke hulp, en ziekenverpleging kreeg aandacht, ook omdat de overheid hogere eisen stelde. De daarvoor geschikte opleidingen kwamen niet in aanmerking, want de bisschop wilde niet dat ze hun religieuze kleding aflegden tijdens de opleiding. Daarom werd besloten een eigen cursus door een Haarlemse verloskundige te laten verzorgen. Overheidssubsidie werd afgewezen, hoewel de financiële situatie kwetsbaar bleef, want dan zou er teveel bemoeienis met het werk komen. Dit aspect speelde ook in de uitbreiding van de congregatie een rol. In Haarlem (sinds 1921) huurde de Vrouwenbond de Juliaantjes in, maar wilde bepalen wie hulp kreeg (en daarvoor moest betalen). In het conflict dat daarop volgde kon de bisschop de regeling wat afzwakken, maar niet teniet doen. In Maastricht werd de congregatie ingehuurd door een vereniging die betaald werd door lokale bedrijven, waardoor niet-werknemers van hulp verstoken moesten blijven. De zusters lieten het niet zomaar over zich heen gaan en tekenden protest aan.
Moederhuis in Heiloo In 1933 werd het moederhuis in Heiloo opgeleverd, direct naast de bekende bedevaartsplaats OLV ter Nood. In 1936 overleed stichter Jorna, die zijn taken al enige tijd eerder had overgedragen. Verdere professionalisering van de hulpverlening, onder druk van de overheid, leidde tot samenwerking met de opkomende kruisverenigingen, voor katholieken het Wit-Gele kruis. Die samenwerking verliep wegens de principiële opstelling van de zusters niet geheel zonder problemen. In 1937 werd de Tilburgse vestiging opgericht, en de zusters wilden daar ook werken voor niet-leden. Omdat de zusters hier woonden in het gebouw van de Kruisvereniging werd hun religieuze leven danig gestoord: de activiteiten waren deels ’s avonds en ’s nachts kwamen oproepen. Een jaar later kwamen ze in Hilversum, waar verwacht werd dat de Zusters even lang werkten als de werknemers van de Kruisvereniging, maar de zusters wilden vroeg thuis zijn zodat ze hun religieuze plichten konden vervullen en zo weinig mogelijk contact hadden met de van het werk terugkerende huisvaders. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd aan de burgemeester van Heiloo expliciet een vergoeding voor de opgevangen evacuees geweigerd. In 1942 werd een vestiging in Eindhoven geopend.
Uitbreidende activiteiten Na 1950 werd, passend bij de bredere beleidsvisie van de overheid in het kader van de wederopbouw, het werk breder opgevat: het gezin als hoeksteen van de wederopbouw. In hun werk in de gezinnen kwam de nadruk niet alleen op kraam- en ziekenzorg, maar ook op een goede manier van het voeren van de huishouding - in katholieke zin. Financieel kwam er iets verlichting doordat de Duitse bezetter het ziekenfonds had ingevoerd en bij elke geboorte 55 gulden voor kraamzorg ter beschikking stelde. Ook werd na de oorlog de opleiding tot kraamverzorgster verder geprofessionaliseerd, en moesten de zusters en hun activiteiten nauwer aansluiten bij de in opkomst zijnde consultatiecentra. De eerste jaren van kinderen werden in een breder kader van zorg, welzijn en opvoeding gezien. Verder kwam er meer aandacht voor onmaatschappelijke gezinnen.
Kentering der tijden In de laatste fase worden de klassieke werkvelden opgegeven, want dat werd allemaal overgenomen door de overheid. Frappant dat juist in de huidige tijd sterk bezuinigd wordt op kraamzorg en wederom alleen voor de gegoeden beschikbaar blijft. De zusters gaan zich inzetten voor noden van de ziel en voor welzijn, komen in parochies, en werken in loondienst. Ook het religieuze leven gaat op de schop: kleinere communiteiten, meer overleg en gesprek, afleggen van religieuze kleding, grotere individuele vrijheid in het beleven van de regel. Maar als de zusters geen werkgemeenschap meer vormen, hebben ze steeds minder binding met elkaar, en als ze reflecteren op de regel en het gemeenschapsleven, praten ze over iets wat er niet meer is. Begin jaren zeventig is er nog een klein missionair avontuur in Brazilië. Nieuwe leden komen er niet meer en in 2004 wordt het moederhuis verkocht en de zusters wonen in een bejaardenhuis. Het bestuur van de congregatie wordt nu gevormd door leken. Die bewaren en bewaken de geestelijke, materiële en historische erfenis van de zusters. Een indrukwekkende erfenis die in grote lijnen wel bekend was. Met name de vasthoudendheid van de zusters aan hun maatschappelijke en religieuze roeping, nl. te werken onder de armsten van de samenleving, doet de waardering voor die erfenis alleen maar verder stijgen.
Jurjen Vis, Stichting Echo: Geloven met hart en hand - een geschiedenis van de Zusters van de H. Juliana Falconieri 1914-2015, uitgeverij Verloren, Hilversum, 2016, ISBN 9789087046019, 160 pag., prijs 17,00 euro
Deze publicatie maakt deel uit van het dossier Diaconie
Meld hier eventuele onvolkomenheden
|
|